Woordwonderen

In de Brabantse gemeente Oirschot werd vroeger (en wordt misschien nog steeds) een op perkament geschreven biografie van Odulphus bewaard, de heilige die in de negende eeuw in Friesland het werk van Bonifatius heeft voortgezet. Dit handschrift werd herontdekt in 1648, en de hagiograaf van de Nederlandse heiligen, J.A.F. Kronenburg,  schrijft daarover: ‘Niet zonder verwondering verklaarden ooggetuigen dat, ofschoon de muizen dit stuk op zeer vele plaatsen aan de kanten en zelfs tusschen de regels doorknaagd hadden, toch geen enkele letter door hare tanden geschonden was geworden.’ Tegenwoordig menen wij te weten dat muizen en ratten perkament en leder blieven, lompenpapier en houtpulp, maar dat ze hun neus ophalen voor inkt, zeker als die het looizuur van de galappel en ijzersulfaat bevat. In 1648 dachten ze daar anders over: de woorden van Odulphus waren zonder twijfel heilig. Een wonder.

In de middeleeuwen waren monniken die in de scriptoria religieuze teksten kopieerden verzekerd van een eerbiedwaardig postuum pensioen. Religieuze teksten met de hand kopiëren was blijkbaar een vorm van pensioenopbouw, want aan het eind van zulke handschriften lezen we soms teksten waarin de kopiist de hoop uitspreekt dat met elke geschreven letter een van zijn zonden vergeven zal zijn. De meest zelfbewuste afschrijvers lieten hun portretje aanbrengen in een illuminatie, soms met een inkpotje en pennenveder. De kopiist Radulf  noteerde voor alle zekerheid dat ook de punten meetelden. Over de Schotse monnik Marianus luidt het dat zijn vingers licht gaven, zodat hij ook in het donker kon doorschrijven. Caesarius van Heisterbach heeft beschreven hoe het graf van afschrijver Richard na twintig jaar werd geopend en diens rechterhand ‘ongeschonden en onontbonden’ in het graf werd aangetroffen.

De enige die de balans van letters en zonden nog wel eens wilde betwisten, was schuldeiser Satan. In de legenden treedt dan echter steeds Maria de Moeder Gods op als advocate. Zij moet een enorme dossierkennis hebben gehad, las blijkbaar alles wat in naam van haar Zoon werd geschreven, en oordeelt altijd dat de kopiist één letter meer heeft geschreven dan hij zonden heeft bedreven. Dat overkwam ook een niet met name genoemde kopiist toen hij voor de hemelse rechter stond – hij werd verdedigd door een schare engelen. Eén letter meer. De legende wil dat hij toch niet in de hemel mocht. Hij kreeg de ultieme vrijspraak. Hij mocht terug naar aarde om zijn leven nog verder te verbeteren.


Ed Schilders

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Argus op 15 december 2020.

Houtgravure + detail van Jules Chevrier, in François Fertiault, Les amoureux du livre, 1877.