Het boek van Sinterklaas
Hij vraagt of ik een Sinterklaasboek heb. Dit jaar treedt hij voor het eerst op als Sint. Zijn collega heeft het jarenlang gedaan, maar is gestopt. Voor een zacht prijsje heeft hij alle spulletjes overgenomen. Zijn vrouw heeft hier en daar een naadje van de tabberd ingenomen, en de staf moest een likje goudverf, maar voor de rest: goed spul.
Alleen dat boek. Huisvlijt. Zelfs een kleuter ziet dat het geen echt boek is, vindt hij. En als die het niet ziet, dan nog. Hij heeft ‘zoiets van het moet áf zijn’.
Een Sinterklaasboek. Plotseling blijkt dat nog niet zo eenvoudig te zijn. Een groot boek moet het zijn, want er zijn wel geen stoute kinderen bij, maar van alle kinderen moet er toch iets in dat boek staan. En chic ook, want Sint is proper op zijn spullen. Autoriteit moet het uitstralen. Hier staat het geschreven, en zo is het. Zwart is taboe, blauw minder geschikt. Donkerrood of bruinig is het best, liefst met gouden versieringen.
Het ene na het andere boek valt af. Vooral rugteksten zijn lastig. We beginnen het te begrijpen van die huisvlijt. Een op het eerste gezicht redelijk geschikt boek, fraai gebonden in rood marokijn, moet afvallen wegens de rugtitel: '500 jaar boekdrukkunst'. Er zijn erbij die al kunnen lezen. En dus kiezen we ten slotte voor een groot Frans boek, 'Paris il y a cent ans'. Als ze kunnen lezen, dan toch niet deze vreemde taal.
De hele rug met een gouden art-deco-bestempeling. Bladgoud op de bovenste snede. Hij neemt het aan, slaat het gewichtig open, neemt het rode leeslint tussen twee vingers, laat het aan de bovenzijde uit het boek hangen en kijkt over een half leesbrilletje een imaginaire schoolklas in.
Perfecte timing.
Hij wordt, dat zie je, een echte Sinterklaas.
Ed Schilders
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in De Volkskrant op 1 december 2000.
Illustratie van Jan Lutz uit De Engelbewaarder, 17-11-1957.
Tekenaar en uitgave onbekend.