Geen kattenpies
Muizen en ratten hebben ongetwijfeld in vroeger eeuwen veel schade aangericht in zowel institutionele als privébibliotheken, maar als bibliothecarissen over de ‘vijanden van het boek’ schrijven staan de knaagdieren laag in het algemeen klassement. Op nummer één staat de mens. Die leent en steelt, snijdt prenten uit, plundert of bombardeert bibliotheken, en een enkele onnozele ziel gebruikt een schijfje cervelaat als bladwijzer. In The Enemies of Books (1880) besteedt William Blades slechts een handvol pagina’s aan de knagende vijand.
Maar goed. Je beheert een boekerij, en er liggen niet alleen papiersnippers op de legborden maar ook van die zwarte keuteltjes. Wat doe je dan? Dan huur je een vanger in, en de goedkoopste vanger was een kat. Niet alle deskundigen waren het daarmee eens. Roret schrijft in zijn handleiding voor bibliothecarissen (1841) dat ze beter de cursus ‘Gaatjes dichtmetselen voor beginners’ kunnen volgen, om ‘met zorg alle in- en uitgangen af te stoppen’. Hij beval nadrukkelijk: ‘Men make geen gebruik van katten.’ Waarom niet, lezen we nog in 1949 als pater Piet Cools in Over het conserveren van boeken, bedoeld voor kloosterbibliothecarissen, voor een combinatie pleit van open ramen, een plumeau, en het gebruik van formaldehyde. Een bibliotheekkat raadt ook hij nog steeds af: 'daar die misschien niet zindelijk blijkt’.
In de praktijk hebben Roret en Cools nauwelijks gehoor gevonden. De Nationale bibliotheek van Frankrijk had, en heeft misschien nog wel, een kat in dienst om in de magazijnen op knaagdieren te jagen. In 1995 stond die chat gewoon op de loonlijst en werden over diens salaris belastingen afgedragen. De bibliotheek van het British Museum had begin vorige eeuw zelfs zeven katten in dienst. Een daarvan was Black Jack. In 1908 was hij komen aanlopen en hij ging niet meer weg. Vervelend genoeg heeft Jack in een weekeinde, waarschijnlijk bij gebrek aan muizen, zijn nagels gescherpt aan een grote hoeveelheid lederen boekbanden. Nog voordat hij op maandagmorgen tot de orde kon worden geroepen, was hij al verdwenen. Hij werd dood gewaand totdat hij weer werd gesignaleerd op de afdeling Egyptische kattenmummies. Met een jonkie tussen zijn tanden. Dat werd Mike genoemd (1908-1929), en toen Mike oud genoeg was om te gaan werken, bleek hij ook goed in het vangen van duiven. Op latere leeftijd werd hij benoemd tot hulpportier. Bij zijn dood werd hij in dagbladen en tijdschriften herdacht. Inclusief Time Magazine.
Ed Schilders
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Argus op 15 december 2020.
Mike, gefotografeerd op zijn vijftiende verjaardag (1924). Tweet van het British Museum 2020.