Boekenbekoring

‘Laten we wel beseffen’, schrijft Jules Janin in Le Livre (1870), ‘dat de kruideniers van Parijs de enige erfgenamen waren van de grote middeleeuwse bibliotheken. Daar zijn hoofdstukken verdwenen uit Livius, Tacitus, Cicero, en alle tragedies van Ovidius. De kruidenier maakte puntzakjes van wiegendrukken, en hij verpakte peper en kaneel in pagina’s van zeldzame blokboeken.’

In de zeventiende en achttiende eeuw hield een gevorderde boekverzamelaar of bibliothecaris met die papieren diaspora rekening door niet alleen de antiquaren te bezoeken maar ook de kruidenier en de vismarkt. Op die manier vond de Engelse bibliofiel Richard Rawlinson oude handschriften terug bij een kruidenier, een kaarsenmaker en een banketbakker. Ook moraaltheologen gingen toen al shoppen. De Officio Episcopi, een verhandeling over het ambt van de bisschop, werd in 1649 gepubliceerd door bisschop Agostinho Barbosa van Ugento. Later is gebleken dat hij niet de auteur was maar het werk had aangeschaft bij de plaatselijke viskraam.

Oud papier was toen blijkbaar ook een exportproduct. Halverwege de negentiende eeuw werden de brieven van James Boswell aan William Temple teruggevonden in het winkeltje van Madame Noel in Boulogne, Frankrijk. Ze had dat ‘oud papier’ gekocht van een Engelse handelaar die de middenstand van Boulogne twee keer per jaar van inpakpapier kwam voorzien.

De gouden tijd van de letterkundige puntzakjes is dan al voorbij maar de bibliomaan staat soms nog steeds op gespannen voet met de kruidenier. In La femme au collier de velours (1850) vertelt Alexandre Dumas dat Charles Nodier, de legendarische bibliothecaris van het Arsenaal in Parijs, voor zijn vrouw boodschappen moet doen maar steeds weer thuiskomt met boeken die hem in de boekenstalletjes langs de Seine in bekoring hebben geleid. Ongeveer een eeuw later  vinden we een vergelijkbare bibliomane vorm van huiselijk boekengeweld in een tekst van A. Marja.  Puckje, ofwel mevrouw Marja, stuurt haar man de stad in om een karige doch scheurbuikvoorkomende maaltijd te kopen, met name ten behoeve van hun lichtelijk ondervoede dochtertje Marjootje. 'Blijf nu niet voor alle boekwinkels staan', had ze nog zo gezegd. Aan een uitgave van François Villon kan Marja het huishoudgeld echter niet weigeren. De prachtuitgave uit 1938 met illustraties van Dubout. Om het goed te maken koopt Marja ook voor Puckje een paar boeken: goedkope pockets van Havank.

En Marjootje? Die krijgt een boterham met fijngeraspte appel. Marja: ‘Als dit de enige tekortkoming is die we haar later zullen moeten uitleggen, loopt het waarschijnlijk wel los!'

 

Ed Schilders

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Argus op 15 september 2020.